Twee weken leven in een Boeddhistische tempel

20 april 2010 - Dali, China

Wow.

Beter kan ik mijn afgelopen weken niet beschrijven. Na 26 dagen in Yangshuo gewoond te hebben, vond ik het wel weer welletjes geweest. Ik besloot om mijn nieuwe vrienden vaarwel te kussen en mijn horizon een stukje te verbreden. Ik ging weer terug naar Kunming om deze keer de provincie Yunnan te ontdekken. Omdat ik het vliegtuig al een keer had genomen tussen Guilin en Kunming leek het me leuk (voor mezelf en voor mijn portomonnee) om deze keer de trein te nemen. Er stond me een zeventien uur durende treinrit te wachten door de meest prachtige landschappen in China, en met een fles Bai Jio, drie vrienden en een Chinees schaakspel kon het alleen maar meevallen. En inderdaad, het uitzicht was prachtig, mijn bed heerlijk zacht en hoewel nadat ik een keer gewonnen had met schaken geen Chinees meer met me wilde schaken (je zal toch verliezen van een meisje!) was het een zeer vermakelijke reis die eindigde in Kunming vanwaar ik samen met Bryony (een Australisch meisje die ik had leren kennen in Yangshuo) meteen de bus nam naar Dali.

Hoewel ik mezelf inmiddels een klein beetje verstaanbaar kon maken in het Chinees was het openbaar vervoer in Kunming wederom een groot avontuur. Nadat we alle busstations (en dat zijn er vijf) van Kunming hadden bezocht, kwam ik eindelijk een Chinees tegen die ook naar Dali ging en we kregen zijn toestemming om hem te schaduwen. Uitgeput kwamen we aan in Dali, een prachtig stadje met enorm veel expats. We verdwaalden natuurlijk meteen en dus besloten we maar een gezellig uitziende whiskybar in te stappen om te vragen naar het leukste hostel. Een Japanner nam ons mee naar een huis, dat leek op een bar, geen naam had en eigenlijk officieel ook geen hostel was, maar we waren welkom. Het huis was heel oud, maar ontzettend gaaf en gedecoreerd met duizenden kleuren. Bovendien hadden ze een bed, dus we hadden weer een slaapplaats voor de nacht gevonden.

De volgende dag raakte ik aan de praat met Lorin, een Franse jongen die bevriend is met de baas van het 'cafe' en hier dus een soort van logeert. Hij vertelde me dat hij vandaag naar een Boeddhistische tempel ging hier niet ver vandaan, waar je Tai Ji en Kung Fu kon leren. Meteen besloot ik mijn spullen te pakken en met hem mee te gaan. Al zo lang was ik hier naar op zoek, maar de meeste tempels in China zijn verboden voor meisjes of er is gewoonweg geen informatie over te vinden. Ik kuste mijn vrienden wederom vaarwel en daar ging ik dan, naar een tempel om alles te laten wat Boeddha verboden heeft en me te storten op mijn innerlijke kracht...

We pakten de bus naar de berg die we moesten beklimmen om bij de tempel te komen. Bij aankomst was de bus bomvol en ik  dacht dat er misschien nog één iemand in zou passen als iedereen flink zijn best deed.  Maar volgens de buschauffeur konden er nog zeker zes mensen bij inclusief hun bagage en zo gingen we als sardientjes in blik over een hobbelig weggetje op de berg. Aangekomen bij de berg stond ons een prachtige klim te wachten langs allemaal kunstenaars die stenen aan het bewerken waren. Er reed een koets langs vol met hout en een paar Chinese vrouwen met prachtige, traditionele gewaden aan passeerden ons. Lorin en ik keken elkaar aan: dit was het echte China!

We kwamen aan bij een witte poort: het begin van de tempel. We moesten flink wat traptreden beklimmen (wat volgens Lorin officieel op onze knieën moest als we echte Boeddhistisch wilden zijn...), maar na een half uurtje bereikten we eindelijk de tempel. Aangezien het al donker was en de tempel geen elektriciteit had (en dus geen licht - en dus ook geen internet, vandaar deze ietwat verlate blog), brachten ze ons naar onze kamers en kon de vroege nacht beginnen. Daar ging ik dan, in alle vrijheid die reizen met zich meebrengt had ik vrijwillig besloten om mijn eigen vrijheid te beperken...

De volgende ochtend werden we om vijf uur gewekt door de gong: het teken voor de monniken om op te staan, maar vanwege het volume van de gong eigenlijk het teken voor iedereen in de wijde omtrek om op te staan. Om zes uur begon het gebed. Om zeven uur moesten we (terwijl de zon steeds hoger aan de hemel ging staan) naar het naburige meertje rennen om een steen op te pakken en die op ons hoofd (zonder handen!) weer naar de tempel te brengen. Om acht uur ontbijt (en je moest alles, maar dan ook alles, wat je opschepte opeten - zelfs als het op de grond viel). Om negen uur stretchen en tai ji. Van twaalf en vier pauze (een goed moment om mijn Chinees te oefenen). Om vier uur weer stretchen en tai ji. Om zes uur avondeten. Om zeven uur het gebed en om half tien genieten van een welverdiende nachtrust, om de volgende dag weer om vijf uur het slaap uit mijn oogjes te wrijven.

En afgelopen donderdag mochten we weer terug naar de bewoonde wereld. Ik had me voorgenomen om het tempelleven voor te zetten, maar nadat ik mijn eerste biertje gedronken had, was er helaas geen Boeddhistische weg meer terug. Ach nou ja, ik ben nog steeds vegetariër. Dus Boeddha kan een beetje trots op me zijn.

Foto’s

2 Reacties

  1. Renee:
    20 april 2010
    Hey lieve Eef!

    Wat een heerlijk verhaal, China lijkt me echt prachtig om te verkennen met de trein (hoewel in beperkt geemancipeerd gezelschap ;-)) En fijn dat je eindelijk even tot rust gekomen bent in die tempel; herinner me van Birma dat dat best wel heftig is - geforceerde rust - maar als je er eenmaal uit bent dan verlang je er vast nog wel eens naar terug in het chaotische china! En idd lastig om die rust vast te houden daarna: had je ook dat je in het begin bij elke pas berust nadat hoe je de grond voelt? (of hebben jullie niet gemediteerd? wat is tai ji?)

    Nou meis, dank je wel voor je update - kon ik ook even ontsnappen hier ;-) geniet, het zijn nog een paar maandjes!

    liefs, Renée
  2. Jennifer:
    6 mei 2010
    Ha Eef!

    Wat een bijzonder verhaal weer! Tof hoor die ervaringen en super interessant! Wat zijn nu je plannen? Heb je nog een to-do list? Ben benieuwd iig!
    Geniet er nog ff van! Groeten aan de zhong guo ren :p

    kus!